7 Weken trekken door Sulawesi.

Sulawesi Selatan.

10—12—1983.

Vliegtuig Met zo'n raar gevoel van: "Ge vurgit iet", trek ik de voordeur achter me toe. 3 keer controleren van de bagage moet genoeg zijn; geld travelcheques, girokaarten en de tickets, dat zijn de belangrijkste dingen en die had ik bij me.

Met de bus naar het station, waar ik met ons Flip aangesproken had. Die gaat voor 2 weken naar Spanje. Samen lopen we het perron 6 op.Een perron verder zie ik Koos staan. Rap ren ik trap af en op om haar even tot ziens te zeggen. Zij kan al dat vroege morgen enthousiasme niet goed inschalen. Zelf neem ik op deze manier afscheid van Eindhoven en het volk. Maandenlang knaagde er al twijfel: Ik was er al 5 keer geweest, zou deze 6e keer niet "overdone" zijn? Zou het niet allemaal al gezien zijn?

We nemen de trein via Leiden en Hollands Spoor (2 overstappen). Buiten is alles wit door een dunne laag natte sneeuw. Het Brabantse landschap maakt na Moerdijk plaats voor die afschuwelijk lelijke Randstad. Ik bibber geen wonder ook, die 2 T-shirtjes en vest zijn niet voldoende tegen de Nederlandse kou. Toch heb ik geen zin zo’n dikke jas voor 2 maanden mee te slepen.

Op Schiphol gaan we zo snel mogelijk door de controles, neem een plaats langs de gang.

Ineens schiet me te binnen mijn Indonesia handbook vergeten te zijn. Djuu, dat was het dus: Het gevoel iets te vergeten, bleek toch weer waar te zijn. In de boekenwinkeltjes in de taxfree zone is er geen te vinden. Het duurt even voordat ik mijn schouders kan ophalen, ook in Singapore heb ik ze zien liggen. Geen nood dus.

Na wat rondslenteren, nemen we afscheid Howdoe, tabéh, salut en het beste ok nog ok.

Sneeuw op Schiphol In het vliegtuig kom ik naast twee Indonesische mannen te zitten. Die oom Tirtokoesnadi en zijn neef zitten in de apothekerswereld. (Een zwager had er ook al een in Den Haag. Ze zijn voor handel in Nederland geweest.

Om 10 over een razen we over de startbaan en wordt de wereld op zijn kant gezet, zo’n 747 gaat rap omhoog. Over farmacie hebben we het niet lang, oom is zo geil als snot. Urenlang monoloogt hij over de verschillen in de Indonesische en Nederlandse sexgebruiken en vooral de misbruiken.

Uit de Nederlandse tijd had hij nog een goede vriendin overgehouden. Die woonde weliswaar allang weer in Apeldoorn, maar hijzelf ging zo af en toe voor handel naar Nederland en woont dan bij haar. Met de duim tussen de vingers ga ik op een andere plaats zitten om de film te kunnen kijken. Onze eigen projector is stuk. Langs Karachi gaat het naar Bangkok en een hazenslaap in. Die film is maar zozo.

11 – 12 – 1983.

Ergens onderwege is het 11 december geworden.

Her en der gaan de eerste luiken alweer open. De zon schijnt. Na het ontbijt landen we in Bangkok. Dat erg bekend blijft ondanks de veranderingen in de vertrekhal. Ik loop de boekenwinkeltjes af op zoek naar het Indonesia Handboek. Tevergeefs. Andere reisgidsen over Sulawesi zijn er al evenmin. Enkele uren later is het in Singapore al niet anders. Dus zal ik het deze keer helemaal op eigen gelegenheid moeten doen.

In Singapore stappen oom en neef Tirtokoesnadi uit om enkele nachten achter de vrouwen aan te gaan. Erum voluk.

Landing op Jakarta De laatste étappe volgt: Op naar Jakarta. Wanneer we langs Sumatra vliegen, trekt de lucht dicht; "musim hujan". Inktzwarte wolken hangen boven het land, de regen stroomt er uit. Waarom is het boven zee meestal helder? De niet uitgesproken vraag blijft onbeantwoord.

Jakarta

Na 2 uur duikt het vliegtuig bokkend door de wolken omlaag, de eerste sawa’s duiken op. Daar ben ik weer.

Ik wissel een travelcheque om na de vlot verlopen formaliteiten van douane, bagage ophalen.

Net buiten het vliegveldterrein moet ik een half uur wachten op een bus.

Iedereen verwacht eigenlijk van toeristen dat ze een taxi nemen. Ik heb de tijd.

Als ik instap is het zachtjes gaan regenen en staat de zon al laag. Jln. Jaksa? Oh bij Kebun Sirih! 2 Jongens moesten er daar toch in de buurt uit en brengen me daar weKebun Sirih, Jakarta l even naar toe. Ze blijken er totaal niets van te weten en dus duurt het wel 1uur voordat Jln. Jaksa bereikt wordt. De hele buurt van Gambir, Monas en amusement park hebben we doorkruist. Aardig als er die bagage niet bij was geweest, nu wordt ik er bijna nijdig van. Maar goed bedoeld is gauw vergeven.

De eerste losmen’s blijken vol te zijn, zodat ik terecht kom in een zijstraat van Jln. Jaksa en Jln. Kebun Sirih II. Als dank voor de goede zorgen geef ik de 2 een magnetisch backgammon spel cadeau. Na de broodnodige mandi leg ik ze uit, hoe ze het moeten spelen en doe 2 spelletjes met ze.

Dan is het zo laat geworden dat ze hoognodig naar huis moeten. Of ze de weg nog wel weten, vraag ik. "Ya, ya tentu saja". Nee bestaat hier niet. Ik buurt nog wat met de vrouw die de "losmen" runt en ga zo pas tegen 12-en naar bed. De start is gemaakt.

"Selamat malam nyonya."

12—12—1983

Om 6 uur sta ik op en eet na de "mandi" en "nasi goreng" in de "losmen". Die smaakt me uitstekend. Dan ga ik op Jln. Kramat die grote boekenwinkel zoeken, waar het onze Flip over had. Hoe vroeg het ook is, de straten zijn al overvol. Zweet me rot in die felle zon. De overstap van winter naar hier is blijkbaar toch niet zo gemakkelijk. Als de straat zo smal wordt, dat er nauwelijks 2 auto's naast elkaar kunnen, het opstuivend stof achter mijn contactlenzen jeukt, en mijn longen naar loodvrije lucht snakken, druip ik af naar het hotel. Een trein is net voorbij gereden en de weg wordt vrijgemaakt door de tientallen meters lange hekken terug te rollen.

Even heb ik het moeilijk om de "losmen" terug te vinden. Maar dan: "Selamat tinggal, loh, sampai jumpa lagi".

Op Kebun Sirih stouw ik mijn bagage en me zelf in een bagaj en ga ver voor tijd naar Kemayoran, het vliegveld voor binnenlandse vluchten. De eerste chauffeur vroeg Rpl5O0, de tweede was blij met de geboden Rpl000. Rond 10 uur kom ik daar aan, kan gelukkig de bagage direct inchecken, hoef daar dus niet op te letten en loop door naar de vertrekhal. In de tijd tot 12 uur valt er maar af en toe wat te praten, zodat de tijd niet goed op schiet. Drink dus maar een vruchtensap, terwijl ik buiten de vliegtuigen af en aan zie gaan, grote, kleine, Garuda, Merpati, Bouraq en nog een maatschappij met een rode vliegende draak op de staart. In de hal staan diverse kleurenteevees opgesteld, die de passagiers aankomst en vertrektijd geven. Aceh, Kalimantan, Molukken,Selebes of Sulawesi, zoals nu gezegd wordt. Eindelijk rond half een kunnen we instappen. Keurig op tijd vertrekken we om 13.10. Dat zal voorlopig de laatste gelegenheid zijn dat er iets op tijd gebeurt. De buurman Abdullah Alhadza heeft 2 jaar op de ambassade in de Filipijnen gewerkt en gaat nu terug naar Ujung Pandang. Volgende week kan hij voor enkele dagen zijn familie in Kendari, Sulawesi Tenggara, opzoeken. Het is een klein, beetje bol manneke van rond de 30, nog niet getrouwd!!!, brilleke, lichtbruin leren dlplomatenkoffer, bruin visgraatmotief kostuum en een horloge met een ingebouwd kompasje. "Agama moslem", legt hij uit. Zo vindt hij om te bidden het westen, de richting van Mekka. Het westen is heel duidelijk aangegeven. Dat is nu eens een praktisch horloge. Hij kocht het onderweg in Singapore. De eenvoudige maaltijd komt precies op tijd, want ik rammel. We praten over de Indonesisch—Filipijnse betrekkingen, de toestanden daar in verband met de vervolging van de moslembevolking en over de massale kloppartijen tussen Indonesische en Filipijnse zeelieden. Achteraf bemerk ik, dat hij de netelige vraagstukken handig weer uit het gesprek verwijderde. Met kritiek moet men blijkbaar oppassen hier.

Ujung Pandang

Warung UP Om goed half vijf komen we in Ujung Pandang aan. Althans het vliegveld, de stad zelf is een goede 35 km terug. Omdat Sulawesi WIT heeft in de plaats van WIB de west Indonesische tijd moet de tijd een uur door gezet worden.

Als ik de bagage bij elkaar heb, delen we een taxi naar U.P.. Rp7600 de man!!! Ook hier weer het verhaal, dat er geen bussen zijn. Uiteraard zijn er die wel, maar allee. We wisselen adressen uit. Wanneer ik bij Hotel Alaska afgezet word, staat de zon al weer laag aan de hemel. Alaska is het vuilste en smerigste hotel dat ik ooit gezien heb, werkelijk alles is vuil grauw of kapot. Het krioelt er van de hoeren. Na al dat reizen ben ik echter, te moe om nog iets anders te gaan zoeken. Na de "mandi" loop ik nog een blokje om. De straten in de buurt zijn aardedonker en nu al grotendeels verlaten. In een boekenwinkel vind ik een atlas, die voor middelbare scholieren bestemd is. Die kan ik de komende weken uitstekend gebruiken.

In een chinees restaurant eet ik een voortreffelijke "nasi kuning". Dat. is hier een complete maaltijd met stukjes vlees met wat groenten erdoor. Buiten moet ik bijna op de tast weer de weg terug vinden en loop zo het hotel in eerste instantie voorbij. Binnen besluit ik om toch maar samen met het vrouwvolk wat tv te kijken. Hoe sneller m'n taal weer opgevijzeld is, hoe beter.

Oh nee om sama2, "ramah-tamah" de nacht door te brengen zie ik niet zitten. Ben "terlalu capai" van vanwege al dat reizen, zeg ik. Maar bedoel eigenlijk alleen maar ,schrik voor smerige ziektes en een restant lastige principes, die nog niet overboord gegooid zijn. Zo beland ik toch nVisboer og vrij vroeg en alleen in het bed. Al hoewel alleen? Midden in de nacht sla ik een beest van mijn lijf af . Kakkerlak, "cicah"? Goe d slaap ik niet, "besok pagi pergi lagi". Voor de voorzichtigheid ben ik maar op mijn "kain" g aan liggen in plaats van eronder.

spin


13-12-1983.

Na de mandi laat ik Alaska achter. Met een becak naar de "terminal bis". Het is een aaneenschakeling van enkele pleinen of enorm brede straten met grote groepen bemo’s. Elke groep is voor een andere rlchting en bestemming. Al die tijd heb ik nog geen "Warung" gezien en mijn maag knort behoorlijk.
Op navraag en een maar half begrepen antwoord, sjouw ik maar weer door. Her en der nog maar eens vragen, zodat ik na 2 pleinstraten en 10 minuten sjouwen er een bereik.

"Mau makan" is voldoende voor een bord nasi campur. Het zweet breekt me uit, het zal nog wel even duren voor ik aan de warmte gewend ben. Terug op de terminal zit ik al rap achter in een "bemo" en babbel wat half uit het raam hangend met Bahtiar. Het gewone "mau ke mana., dari mana." enz. verhaal.

Zee bij Ujung Pandang De bemo vertrekt al vlot, maar doet eerst nog enkele adressen aan in de buurt van de zee. Dat gaat niet zo gemakkelijk, de wegen in de kampong’s zijn smal.

Pas als alles hutje op mutje zit, vertrekt de chauffeur.

Buiten Ujung Pandang gaat de weg parallel aan de zee naar het noorden. Het gaat door een vlakte van vele sawa’s en desa’s. In het oosten liggen vele heuvels en bergruggen.

Onderweg heb ik een goede buurt met Lukman Saing K.

Als we rond 12 uur een wegrestaurant aandoen heb ik bij lange na nog geen honger rnaar wel dorst. Het wordt een flesje groene fanta, een van de minder zoete soorten. Terug in de bus vraag ik de chauffeur of hij in Pare2 een losmen weet. Ik vertel zo mijn ervaringen met Alaska. Ze knikken bevestigend, die heeft ook onder de plaatselijke bevolking geen goede naam.

Pare2

Naar Pare2 In Pare2 wordt ik netjes voor de deur van het hotel afgezet. JSD is een vrij luxe hotel en dus heb ik een kamer met eigen mandi. Ook de thee staat al rap klaar. Alles is in prima staat en blitzblank. Op het moment van aankomst is het aan het hozen.

En als het nog steeds hoost, nadat ik al ge-mandi-d heb en een hele poos heb zitten praten met een paar mannen voor in de hal, dan haal ik toch maar mijn paraplui te voorschijn en ga Pare2 verkennen.

Huppelend over de volle plassen en de modderpoelen ontwijkend, kom ik terug aan de grote weg. Pare2 bestaat uit niet veel meer dan deze hoofdweg, met de vertrouwde kleine winkels, en enkele kleine zijstraatjes.

Politie Pare2 Tenslotte kom ik, nog steeds in de stromende regen, uit bij een politiepost aan de zee. Lange tijd wordt er met die 4 jongens geouwehoerd. Vooral die "bril" met zijn kain om de nek is aan het woord. "Dia gila.", meent dan ook de rest en snijdt met de wijsvingers over het voorkoofd. (Dit teken wordt denk ik door heel Indonesia gebruikt.)

De schemering valt al in als ik op huis aan ga. "Sgwon voluk" denk ik nog. In het hostel vraag ik naar een "rumah rnakan". Die blijkt 2 huizen verderop te zijn. Het is een enorme tot restaurant omgebouwde boot. In de ruimte naast de grote zaal lacht zich de famillie een bult om een tv programma. Pas als ik gegeten heb, komt gast no 2 binnen. Samen met de eigenaar drinken we nog wat en kletsen een gat In de nacht. Voor het afscheid wisselen we adressen uit. Het is overal al lang muisstil als ik de 30 meter terug naar hotel ga. "Cakap2 seluruh hari ini", en dus een prachtdag.

Zee bij Pare2. 14—12—1983.

Om half 8 zou ik met de bus vertrekken, die door Ferry de zoon van de hoteleigenaar besteld was. Die bus was er keurig op tijd!!!, maar 2 chinese gasten die ook mee moesten waren nog onderweg van of naar het ziekenhuis. "Nee", ik hoefde nog niet in te stappen straks komt hij toch nog een keer terug.

Niets ernstigs aan de hand verzekerde hij mij. (Met die chinezen).

We praten wat over mijn plannen en hij geeft me wat tips voor hotels onderwege. Tevens geeft hij me 2 kaarten mee van Pare2 en van Sulawesi Selatan.

Als er problemen zouden ontstaan, hoe of waar dan ook, dan zou hij me graag helpen. Het telefoonnummer staat op de visitekaart. Een bijzonder sympatieke knul. Om kwart over 8 komt de bus nog eens aan en dan vertrekken we alsnog zonder de chinezen! Het wordt een tocht door een schitterende natuur, berg op en af, dal in en uit. Ben erg blij Sulsel1 met die plaats voorin. Niet alleen vanwege het uitzicht maar ook omdat mijn arm gisteren te lang buiten hing en zodoende goed rood is geworden.

In een gebied met een bijna Schots landschap, hebben we tegen de middag pauze. Alvorens iets te gaan eten, rnaak ik van de gelegenheld gebruik om wat foto’s te maken van de omgeving. Hier groeien vrijwel alleen naaldbomen, "pinus" zeggen ze hier. Zo’n landschap zag ik nog nooit in Indonesia, het doet heel vreemd aan.

In de buurt van Enrekang kornen we Tator (Tanah Toraja) binnen. "Selamat datang" staat er op een grote houten poort over de weg. Heb die dingen trouwens al meer gezien de laatste dagen.


De natuur is weer echt Indonesisch geworden: sawa’s, huizen op palen maar ook veel rimbu.

Rantepao

Via het mooie stadje Makale en een weg tussen de sawa‘s door komen we in Rantepao aan. Daar laat ik me afzetten bij het door Ferry aanbevolen wisma Anata. Tevergeefs klop ik op deur en raam. Niemand thuis en dus zoek ik maar weer verder. In een straatje vlakbij de grote voetbalwei kom ik dan bij Wisma Maria. Het ziet er meer dan prima uit en is feitelijk de Rp5000 dubbel en dwars waard. Toch aarzel ik, als dat zo door gaat met die prijzen, dan heb ik alles goed fout ingeschat.

Achter het gebouw met de receptie en eetzaal, ligt een L-vormig gebouw met kamers in 2 verdiepingen. Ook hier met mandi en thee. De overloop ofwel de ruimte voor de kamers wordt als veranda gebruikt. Hier kom ik de eerste touristen tegen sinds Jakarta: 2 kleine meidjes, yellen: "mô, mô", als ze me aan zien komen. Aussies zo te horen.

De hele dag is het droog geweest, maar tijdens de wandeling door het dorp begint het ineens weer te gieten.

Dat is meestal op het eind van de middag. Ik schuil in een elektronicazaak. Buurt wat met de "echte" Torajagids en zijn kameraad. Niet te vertrouwen die Nicko, maar als hij me voor de komende dagen een "pesta orang mati" kan aangeven, dan ben ik al dik tevreden. Dus nodig ik hem uit om mee te gaan eten. Daar maakt hij maar al te graag gebruik van, bescheiden is hij beslist niet. Zo komen we in een airconditioned restorant terecht met absoluut geen gasten. We eten en drinken er goed van en spreken dan voor rnorgen vroeg af, dan zou hij meer weten.

Na nog wat in het dorp rondgewandeld te hebben, ga ik tegen het donker worden op huis aan. Her en der aan de rand van velden laten mannen kruit ontploffen in dikke bambupijpen. Moeten er geesten weggejaagd worden?

Op de veranda maak ik nog wat aantekeningen en ga dan vroeg te bed: "Belum tahu buat apa, besok pagi."

Om 8 uur ga ik naar het postkantoor naar de afgesproken plaats, waar geen Nicko is. Dat is eigenlljk nog niet zo gek. Ik ga wat wandelen langs de weg naar Palopo. In eerste instantie langs een brede rivier af, dan tussen de velden door. Er staan hier een paar steenfabrieken en kalkovens. Langs de kant van de weg zijn mannen bezig met het looien van kerbauen huiden. Het is een prachtwandeling, al moet ik nu onderhand wel heel erg oppassen voor de zon. Zo veel mogelijk blijf ik in de schaduw lopen. Zoals al zo veel keren de laatste dagen vindt het iedereen prachtig als ze gefotografeerd worden. Druk wordt er dan van de velden terug Tondok Batu gezwaaid.

Tondok Batu is een dorp als uit de boekjes met zijn vele grote "rumah adat". Wel moet ik om mijn dorst te lessen net buiten het dorp zijn. Net als ik daar in de kleine houten "warung" aan de thee zit, zwermt er een groep van zo’n 15 à 20 schoolkinderen binnen. Ik hou een heel aarzelend, "minta uang" voor niet gehoord, begin met hen te praten over school en vraag of ze een liedje voor me kunnen zlngen. Even wordt er druk beraadslaagd en als ik voorstel buiten een foto te maken, rennen ze joelend naar buiten. Daar geven ze een oorverdovend "Panca Sila" ten beste. Het nationalisme wordt er hier al vroeg ingepompt. Het is een lang loflied over Merdeka en heldendom. Vlakbij het dorp, op de terugweg, zle ik een grote witte rotspartij, waar vierkante gaten in gehakt zijn. De beroemde rotsgraven van de Toraja? Mijn vraag wat dat voor witte vogels zijn daar op de velden, krijg ik geen ander antwoord als "burung". Ik zie de man denken: "Waar maakt hij zich druk om?" Verderop hangende kerbauvellen al te drogen. Wat later zie ik een levend exemplaar,die zich voor een eg door de sawa blubber voort zwoegt.
Tegen 12 uur terug in Rantepao krijg ik een briefje in de hand gedrukt. Van die Nicko. Vandaag was er niets te doen. Na een "mandi" in het hotel, neem ik de bus naar Makale.
Makale en Lemo Daar loop ik met wat kinderen mee naar enkele begraafplaatsen. Ze poseren bij de ingang. Beneden zijn er een paar in de rotsen uitgehakt, terwijl boven op de heuvel een allerdaags kerkhof ligt. Waarschijnlijk worden die beneden niet meer gebruikt tegenwoordig. Die kinderen gaan dan weer door, omdat zevoor thuis hout moeten gaan halen. De hele sfeer is hier veel beter dan in Rantepao. Geen touristen en wellicht daardoor ook geen "minta uang" of "minta manisan".Terug in het dorp neem ik in een warung aan het plein een klein flesje pils en vraag wat inlichtingen. Ze raden me aan om op de terugweg in Lemo uit te stappon. Dan van daaruit door te gaan naar Londa, Suaya, Kete’, Kesu’, Palawa.
Dus als ik een sein krijg dat er een bus op punt van vertrekken staat, stap ik weer op. Via een piepklein weggetje, kom ik bij de eerste huizen van Lemo aan. Omdat daar nog totaal niets te zien is, wip ik eerst bij een kleine warung aan. Onder genot van een witte fanta, probeer ik wat inlichtingen te krijgen van de vrouw. Ze buurt voluit, maar snapt totaal niet wat ik nu wil. Als ik dan een eindje verder gegaan ben, zie ik allereerst de "rumah adat" en even later ook de rotsgraven. Die zien er al heel goed uit.
Bij het foto’s maken kom ik aan de praat met een "sopir", die nu met een groep amtenaren uit Jakarta op pad is. Zij moeten onderzoeken, hoe ze hier in Tator het tourisme kunnen bevorderen. Als ze even later terug zijn, nodigen ze me uit om samen naar Londa te rijden. Zo kom ik dan vrij eenvoudig op de volgende plaats, die me in Makabe aanbevolen was. Deze mensen uit Jakarta hebben al een heel bijzonder mooie baan. DIt uitstapje is een onderdeel van hun normale werk. Naast gebieden door heel Indonesia te bezoeken moeten ze af en toe thuis in Jakarta wat plannen afleveren en rapporten schrijven. Mijn opmerking van dat de inbreng van een tourist in zo’n werk wel eens heel nuttig zou kunnen zijn en dat ik wel oren heb naar zo’n baantje, wordt niet helemaal begrepen.
Misschien vinden zijzelf deze werkbezoeken helemaal niet leuk. Voor het betreden van het complex in Londa wordt ik gewaarschuwd dat er entree geheven wordt. Dat is absoluut geen bezwaar.

Londa De "tau2" op de gallerij zien er heel aardig uit. En dat er ook in deze kontrelen stevig geknokt is, bewijst een doodshoofd met ‘n enorm gat bij het linker oog.

De vrouwelijke kollega moet langdurig bepraat worden, voor ze zover is, dat ze mee die grotten ingaat. Een paar jongens met grote gaslampen lopen voor en achter het groepje en waarschuwen en helpen op moeilijke plaatsen. Op diverse plaatsen is het spiegelglad door de modder.
Het verbaast me dat ik niet onder de indruk raak van de hele griezelige atmossfeer hier. Vind het alleen maar prachtig al die doodskisten, knoken en koppen her en der verspreid in holen en nissen. Af en toe tilt een van de gidsen een deksel op om de inhoud te laten zien. Hij moet wel heel goed met de voorvaderen op kunnen schieten.

Nog even maak ik een foto, "kenang2an", van de Jakartanen en zij van mij en de sopir en nog een hele zooi meer met hun eigen camera.

Dan slibberen we naar buiten en gaan de trap naar boven naar de poort. OPEENS staat de gaslamp van één van die jongens in vuur en vlam. Hij krijgt het vuur niet uit. Het hete ding lijkt me. elk ogenblik uit elkaar te kunnen spatten en zeg dat dan ook. Dat gebeurt gelukkig niet. Valt er misschien toch niet te spotten met de geesten van de voorvaderen? Buiten reken ik af en kijk nog even binnen in een souvenirswinkeltje. ik vind er niets van mijn gading, te veel kitsch.

Ze brengen me nu weg tot aan de weg naar Rantepao en gaan zelf nu nog terug naar U.P. Het. Begint alweer te schemeren en er komen maar geen bussen opdagen. Ik zie me al zo’n 17 km teruglopen in het stikdonkerte (toch bang voor spoken?), als iemand op de motor me achterop neemt en me netjes voor de deur van het hotel afzet. Hij wil absoluut niets van me hebben. Moest maar eens langskomen in "kampung" zus & zo. En hup daar was hij weer verdwenen. (De naam was te moeilijk om te onthouden.)

Als ik ‘s avonds na het mandibad op de veranda wat notities schrijf, naar de cica’s en andere belangrijke dingen kijk, kom ik in gesprek met 2 broers. De ene uit U.P. en de andere uit Jakarta. Samen met ma en de vrouwen zijn ze hier een paar dagen op stap. Het hoofddoel was de vrouw van die broer uit U.P. te leren kennen. Hijzelf werkte bij de politie in U.P.. Ma kwam er even bij staan en vroeg me of ik met ze mee wilde eten. Dat kan ik niet afslaan en zo zaten we in een grote kring nasi putih met ikan goreng te eten. Die laatste was goed heet. Het was er reuze gezellig en zo bleven we tot kwart over 11 praten. Volgens hen is er morgen in Kete’ feest. Van die Oostennijker van van de morgen, (zit een elndje verder op de gang) hoorde ik dat het in Labo’ te doen was. Maar dat zien we morgen wel.

Een schitterende dag was het vandaag. "Begitu hari ini ingin hari2 lagi."

16-12-1983.

In de "wisma" ontbeten, hetgeen me goed smaakte. Vooral die grote portie papaya en een echt goed kopje thee. Uit het gesprek van een viertal Duitsers een eind verderop in de eetzaal (?) blijkt dat er in Labo inderdaad iets te doen is.

Tegen 9 uur vertrek ik dan ook te voet richting kruispunt, waar altijd bemo’s staan. Eerst koop ik 2 pakjes cigaretten, op gevraagd advies, om daar niet met lege handen aan te komen. Het bemoverkeer is vandaag lijkt het wel maar een kant op. Ze gaan allemaal naar Labo’. Ik stap in zo n blauwe achterlader. Die zat al vrij vol, zodat er vrijwel direkt gestart wordt. Zoals gewoonlijk is mijn Europese maatstaaf voor vol niet gelijk aan die van de mensen hier. Er komen nog een stel mensen bij onderweg met een berg bagage, waar je U tegen zegt. Iedereen heeft duidelijk zijn beste "pakian" aangetrokken. Het weggetje naar Labo’ zit overvol met auto’s en nog meer met gaten. Zo is het niet vreemd dat ik, eenmaal aangekomen een beetje warrig sta te kijken. "Wat nu?".

Rijdans vrouwen Omdat ik nog de (TV)beelden in mijn hoofd heb van een lijkverbranding op Bali, waar hele horden touristen tussendoor crossten, gruwelijk, besluit ik eerst maar eens een tijdlang de afstand te bewaren. Volgens de informatie, heeft de familie een half jaar gebouwd om het "complex" dat voor me ligt, af te krijgen. Het bestaat uit een U-vormige rij huizen, bestemd voor de gasten. 0p het ontstane binnenterrein staan 3 kleinere gebouwtjes (1, 2 &3). Alles is tegen een helling gebouwd, het tussenstuk van de U het hoogst, veld 1 en 2 resp. 1 en 2 nivo’s lager. Met de grote massa mee, ga ik de opgang links op. Langs de rand van veld 1 door naar de rij huizen, waar "teman" Nicko staat te wenken. Hij blijkt 2 Oostenrijkse vrouwen opgepikt te hebben (meer aan te verdienen?) en nodigt me uit binnen te kornen. Zijn ma stelt hij voor en maakt me duideiijk dat ik daar gerust kan blijven vandaag. Om een gebaar te maken, stop ik een pakje cigaretten toe. Er zitten naast die 2 Oosterijkse vrouwen nog enkele Europeanen binnen, waaronder Peter Dürnberger van het hotei. Die was van de morgen om 7 uur al aangekornen en stelt me gerust door te vertellen dat ik nog niets wezenlijks gemist heb. De hele sfeer is dusdanig gemoedelijk en gastvrij, dat ik me al na een paar omtrekkende bewegingen langs de huizen vrij rond beweeg. Kontinue komen Iangs de opgang mensen omhoog, lopen langs de huizen af. Iedereen kan zo goed zien wie wat meegebracht heeft. Grote bambupijpen "tuak", soms ook in grote aardewerk vaten, varkens, die opgehangen aan 2, of bij ’n groot exemplaar 3, bambupijpen voortgezeuld worden, en uiteraard de kerbau-en. Een lid van de famille houdt precies bij, wie allemaal wat geschonken heeft. Dan wijst hij de gasten hun onderkomens aan. Hoe belangrijker de persoon, hoe lager het numrner is van het toegewezen huis. De laagste nurnmers staan vlakbij de ingang, de hoogste aan het eind, daar waar dat handjevol touristen zich bevlndt. Vlakbij de ingang ontwaar ik tussen het talrijke bezoek de "tau2". Hij (zij?) zit in een klein tentje. Op de linker zijde van het binnenterrein wordt door een dansgroep mannen regelmatig een rijdans uitgevoerd, onder het zing-neuriën van vrij eentonige klanken, waar ik niet direkt een echt lied in ontdek.

Druk op de startknop om een gebed voor de dode te horen.

De zon brandt er vandaag goed op los. Zodoende zoek ik regelmatig huis 67 op. In de middag krijgen we daar ook wat rijst, varkens- en rundsvlees en "sayur kangkung". De dorst wordt gelest met "tuak". Trouwens ook buiten bij de 3 gebouwtjes, waar ik meestal rondhang om wat te kletsen met allerlei lui of als er weer iets te doen is, komen regelmatig vrouwen met tuak, thee of koffie rond.

Druk op de startknop om een omroeper te beluisteren.

Het is al weer een eind in de middag als er op gegeven ogenblik 2 kleine bouwsels op de schouders genomen worden. Allereerst worden die dingen geschommmeld en rondgedraaid en dan gaat het onder grote publieke belangstelling het terrein af, de weg op en het dorp uit. Is al dit gedoe nodig om de kwade geesten te misleiden? Of moet de geest van de overledene zelf op een dwaalspoor gebracht worden? Iemand weet me te vertellen, dat het eerste het geval is. Na een hele tijd komt de optocht weer terug en worden de twee bouwsels weer teruggebracht.

Druk op de startknop voor zang van vrouwen bij de rijdansen.

Zo af en toe vertel ik wat door naar Peter, die bezig is met een filmpje voor de West-Duitse TV. Nauwgezet noteert hij de fragmenten, vanavond in het hotel moet hij een omschrijving maken, hoe het filmpje gemonteerd moet worden.

(Een half jaar trekt hij de hele wereld door op hun kosten. De reizen en de filmkosten krijgt hij vergoed. Wel moet hij regelmatig een 5 minuten film opsturen.)

Later op de rniddag wordt de rijdans van de mannen eens afgewisseld door een veel kleurrijkere door vrouwen.

Aan het eind van de middag stroornt het volk naar de rand van veld 1 en de weg. Op veld 2 begint men met kerbaugevechten. Onvoorstelbaar eigenlijk dat men die goedmoedige kolossen überhaupt tot agressie aanzetten kan. Nog vreemder is een zeer suksesrijke truc: Ook al zet men die beesten vlak op elkaar, dan wiilen ze meestal niet tot "hoorn"-tastelijkheden overgaan. In zo ‘n geval, beginnen de begeleiders behoedzaam met aardkluiten te gooien. En wel tegen het achterwerk van hun kerbau. Dan beginnen de beesten hun vertoning, luid aangemoedigd. Her en den worden stevige weddenschappen afgesloten. Met de koppen tegen elkaar wordt er geduwd en gewrongen totdat er een omdraaid en er vantussen uit gaat. De winnaar holt er dan nog een eind achteraan. Uiteraard ligt het adrealine gehalte hier tegen die tijd allang ver boven het landelijk gemiddelde. Iedereen staat er vol spanning bij en heeft de vlucht route in gedachte, voor het geval dat die beesten hun kant op beginnen te rennen.

Een keer wordt er een jongen finaal ondersteboven gelopen als hij zich niet vlug genoeg uit de voeten weet te maken. De winnaar boldert er ook nog eens overheen. Het verbaast dan ook iedereen als hij (die jongen) ongedeerd opstaat. Een storm van verlichting ontsnapt uit de vele monden.

In het algemeen zijn de dure gevlekte, blauwogige kerbauen lang niet zo sterk als de normale zwarte. Zwart hier in Indonesia is de kleur van kracht en moed. Deze gevlekte soort is alleen maar in Tator te vinden. Ze worden alleen voor de prestige gehouden, werken nooit op het land en hebben maar een nut: Eens tijdens een dodenfeest zullen ze verkocht worden en geslacht. Dat slachten zal morgen gebeuren, wordt me verteld.

Tljdens een pause tussen 2 gevechten in, beginnen 2 kerbauen, die vlak bij elkaar vastgebonden staan, nijdig aan de koorden van bamburiefels te rukken. Een trekt zich los en gaat de andere te lijf. Als ook deze zich los weet te trekken (zljn hals Is helemaal kapot) ontstaat er een heel linke sltuatie: Ze zijn op het bovenste plateau; waar veel volk is. Na een korte bijzonder felle schermutseling, wordt de verslagene kriskras over het hele tussenplein achtervolgt. Tussen de 3 gebouwen door, waar zich al volk verzameld had, bovenop de plateau’s. Nu zijn de gezichten behoorlijk benauwd, dit is duidelijk buiten de planning. De achtervolging gaat door tot op de sawavelden beneden het dorp. Daar blijft de agressie steken in de modder.

Zelf ben ik goed moe geworden, de schaduwen vertellen me dat het niet lang meer licht zal zijn en dus zoek ik een berno naar Rantepao op. Mijn hart staat vol van spanning, enthousiasrne, sensatie en bewondering voor dit Torajavolk. Te gek. Buiten wordt er weer overal met bambupijpen geknald, als ik bij de wisma terugkom. Daar loop ik Peter tegen het lijf, die bij de "pasar" een goed restaurant weet. De magen rammelen bij allebij en dus gaan we er samen heen. De "nasi Toraja" van restaurant Dodeng blijkt een fantastische te zijn. Na wat buurten, een pilske en pluim voor de kok, stappen we op. Moe maar voldaan ga ik al om 8 uur te bed, want: "ingin bangun di pagi2 besok ini".

17 - 12 - 1983

Tau2De 2e Labodag dus. Na het ontbijt in de "wisma" rap, rap naar Labo. Kom daar al om 9 uur aan. Bij de ingang koop ik een slof cigaretten en loop aanvankelijk aarzelend naar binnen. Dan word ik door de direkte famiIie binnen geroepen. Zo zitten we dan even te buurten, geef de slof aan een oom af, die het woord voert, en vraag en krijg "permisi" om, weer wat verderop te gaan kijken.

Nog meer dan gisteren zit ik vandaag met allerlei mensen te praten: Uiteraard met enkele Europeanen en de vele rnensen uit de omgeving, zelfs famillie uit Jakarta. Maar ook een heel interesant praatje met een Canadese, die 2 jaar ontwikkelingshulp heeft gedaan in Papua New Guinee. Ze heeft prachtverhalen over die tijd. Op gegeven ogenblik begint men dan de kerbauen te slachten.

De neus van de goedzak wordt, met het touw door de neus, wat omhoog getrokken en dan wordt de parang met volle kracht in de hals geslagen. Het beest staat wat wankelend, maar verweerd zich absoluut niet, is feitelijk helemaal niet bij het gebeuren, snapt niet wat er gebeurt, en valt dan stuiptrekkend om. Terwijl de eerste gesloopt wordt, wordt de 2e al de hals open geslagen. Tenslotte ligt er een berg vlees op het rechter deel van het binnenterrein, 5 kerbauen gingen er vandaag eraan. In de bedrijven ertussen door, worden nog enkele gesmoorde varkens uit elkaar gehaald. Deze werden eerst de halslagaders doorgesneden en nadat het beest leeggebIoed was, in het gat met gloeiende kool gegooid. Zand erover en enkele uren laten srnoren. Vandaag zijn alleen maar de dieren aan de beurf, die voor het eten van de talrijke gasten nodig zijn. (Enkele duizenden!).Weer sta ik verbaasd over die lobussen. Rustig malend op een bekvol "rumput" staan ze toe te kijken hoe hun makkers geslacht worden.
Kleine jongens proberen met bambupijpen zoveel mogelijk bloed op te vangen.

Ook vandaag blijven de gasten nog in officiële stoeten binnenkomen lopen. Ook vandaag de rijdansen, enkele kerbaugevechten en lang praten over alles en nog wat. Op gegeven ogenbiik komt iemand me vragen of ik inderdaad Indonesisch spreek. Hij is van de Indonesische TV en wil een interview met me. Zo van "Hoe ik het hier vind, hoe ik het Torajaland en mensen ervaar." Mijn opmerking dat bevordering van het tourisme naar mijn mening niet best is voor de plaatselijke bevolking, de adat krijgt door.het tourisme het zwaar te verduren, lokt bij hem de opmerking uit van: ja ja, maar dat blijft tussen ons. O.k.? De camera draait en de allereeste vraag is in dusdanlg moeilijke taal vervat, dat ik er absoluut geen woord van snap. Ik krijg het er benauwd van en roep:"Cut, break, saya belum mengerti ini, pak." Hij legt het me geduldig uit en de procedure begint opnieuw.

Ik zeg dat het hier in Torajaland uitstekend is voor touristen, schitterende natuur maar vooral "very hospitable orang2 itu". Vooral hier op het feest heb ik het naar mijn zin, "senang sekali" dan menarik juga. Nou het is eruit. De TV man bedankt me namens de "saudari dan saudara" en neemt afscheid. In de middag nodigt een politieman me uit om samen met nog enkele collega’s koffie te drinken. Ze hebben hun kwartier betrokken in huisje 1 op het binnenplein. Thuis las ik in een boek dat de politie op deze feesten controleert of er niet te veel kerbauen geslacht worden. Mijn vraag of dlt waar is, wordt handig ontweken.

Met pijn in mijn hart, aan mijn voeten en mijn verschroeide vel, neem ik afscheid van Labo’, kijk nog eens naar de naaste familie van de gestorvene en neem dan de bus terug.

Weer gaat het over die hobbel- en gatweg naar beneden. De zon schijnt al rood, de bambupijpen spreken weer en ik heb de verkeerde bus te pakken! Vooraan in Rantepao draait hij om, laat mij eruit en verdwijnt richting Pare2.

Langs de hoofdweg op pad naar het hotel, verteld me iemand, dat dat knallen voor kerstmis is. Zo dat misterie is weer (?) opgelost. Na de "mandi" ga ik weer naar Dodeng (naam van de eigenaar) om te eten. Daar zie ik die Zwitserse vrouwen weer en Peter ook al. (Zwitsers niet Oosterijks zoals ik eerst dacht, ach lood om aaw ijzer.)

Als vriend Nicko nog komt aankakken is het feest kompleet. Hij blijft proberen een paar biertjes af te troggelen. Die heeft hij nodig bij zijn gidsenwerk in afgelegen streken. Dus zeg ik maar "ya". Ya kan hier ook nee betekenen en dat voelt hij maar al te goed aan.

Tenslotte buurten we (+ Peter) nog wat met Simon de kok. Ik roem zijn koken, inderdaad grandioos. Breed lachend neernt hij de cornplimenten in ontvangst. "Ach", zegt hij op de vraag hoe het loopt, "nu is het tamelijk stil, maar straks in het seizoen dan hangen ze met de benen buiten. Buiten het seizoen was het genoeg, niet meer.

Een enerverende dag was het weer en "yang terakhir di Rantepao".

Samen met Peter ga ik terug naar de "wisma". Daar buurten we nog een gat in de nacht over al die belevenissen in Labo’. Hij wist eigenlijk niet of zijn film wel zou uitgezonden worden: Die mensen daar konden wel eens stampij krijgen door verbolgen TV kijkers. Verder zat hij nog met het probleem hoe 16 keer 5 minuten te reduceren tot 1 keer 5.

Na nog enkele dagen gaat hij door voor een week Bali. Daarna volgt Zuid Amenika. Dus goede reis en "Schüss". Eenmaal op bed blijft deze dag nog lang door mijn bol razen. Maar: "Besok berjalan lagi dan muka 2 baru juga."

17 – 12 –1983

Ook vandaag ben ik weer vroeg uit de veren. Na ontbijt en betalen wacht ik tot half negen op de bus die me om 8 uur zou op halen. "Jam karet" of niet dan krijg ik toch de kriebels en sjouw naar de plaats, waar ik gisteren het kaartje kocht. Tja de bus was nog niet vol en dus konden ze nog niet vertrekken. Ik zie mijn naam volledig eenzaam boven aan de bladzijde staan. De enige passagier dus. Maar geen man overboord ze wisten wel een bemo, die wel vertrok. Keurig wordt de zaak geregeld, door mijn naam te noteren verdienden ze wel rap Rp500. Al ras gaat het richting Palopo.

Tot Tandok Batu is het nog bekend, dan duiken we al klimmend de uitgestrekte rimbu in. Af en toe slechts is er een teken van leven, zoals een kraam met papaya’s. De dalen worden steeds dieper en wijder. Na een fase van klimmen en dalen, duikt ineens in de verte de zee (Teluk Bone) op. We beginnen aan een ongelooflijk lange 15% afdaling. De zee blijft vrijwel continu in zicht, hetgeen schittererende panorama’s oplevert. Hoe lager we komen, deste meer kampung’s opduiken.Stuk voor stuk met uitermate schamele behuizingen. Tenslotte komen we tegen 12 uur in Palopo aan.

Palopo

Naar Palopo De terminal is 2 voetbalvelden groot en bevat slechts een handjevol bussen.

De hitte is verschroeiend (de heetste van heel de vakantie) en zo ben ik blij vlakbij een hotel te ontwaren. Hotel Palopo is een gebouw met 3 étages en 1O-tallen kamers. Dus ook een voor mij. Na de "mandi" buurt ik een tijd met een leuk Austalies stel, dat pas van Irian Jaya kwam. Ik trof ze gisteren al in Labo’. Zij heeft een vreselijk ontstoken voet. In Irian Jaya heb je heel sterke malariatabletten nodig en die verzwakken je weerstandsvermogen.

Ondanks de penicilinezalf dreigt het een langdurlge kwestie te worden. Ze hebben prachtverhalen. Een van de typerendste was: Wanneer iemand daar ook maar becakrijder wordt, dan krijgt hij gelijk de familie uit de bergen over. Die bijft dan op zijn kosten.

‘s Middags wandel ik langs "terminal" en "pasar" in de richting waar ik zee en haven vermoed. De enkele becakrijder, die niet knockout in zijn voertuig hangt, wimpel ik af: "Belum tahu ke mana" of wijzend op mijn benen "masih kuat".

Waarschijnlijk verklaren ze me voor stapelgek. Op de hoogte van Mesjid Agung Luwu Palopo sla ik rechtsaf een weg in langs een kanaal af. Deze buurt is heel wat minder riant. Een veld met nylonkousmazige visnetten, tientallen sampan’s en huizen op palen in het water of blubber. Iedereen wil op de foto.

Vlak voor de pier strijk ik neer bij een eetstalletje langs de weg. Onder genot van "cendol" en een plaatselijke specialiteit draait het uit op een college over de westerse wereld met name over Nederland, Reagan en Westerling, (vermoorde hier 35000 mannen, vrouwen en kinderen. Om ze niet al te omgerust te maken, vertel ik ze dat ik katholiek opgevoed ben. Anders ben je al mee een communist.

Nee lotjes hoef ik niet. En omdat ik op een lab werk, ben ik nog geen ingenieur. Dat laatste nemen ze niet van me aan, denken dat ik me te bescheiden opstel. Na een kort bezoek aan de politiepost, loop ik de honderden meters lange pier op. Her en der liggen eigenaardige vissersboten of platvorms.

haven Palopo Onder een afdak (tegen de zon) aan het eind van de pier, klets ik nog wat met enkele jongens. Hier uit de zon is het nog te harden.

Dan in de becak met een heel klein jongetje rijden we de pier weer af en loop ik vergezeld door twee andere jongens terug naar het hotel.

Het is al weer laat op de middag, wanneer ik daar aankom.

Op advies van de Aussies ga ik, na de mandi, eten in restaurant Mini Indah, Jln Vetran tegenover losmen Marlia. Nu wel met de becak.

De voorgestelde "cumi2" is een taaie smaakloze fikkefak. Wel te eten maar daar is dan ook alles mee gezegd.

Er komt een vrouwtje bij me aan tafel zitten, die rap wat eet. Ze neemt om 7 uur een bus, die direct door rijdt naar U.P.!

Jee als ik me dat voorstel: Heel die afstand ineens! Daarbij kwam ze vandaag van Saroako, danau Matana, waar haar man voor Inco werkt. Nu is ze op weg naar huis.

Later om 8 uur op het balkon van het hotel, zie ik ze nog eens, als de bus vertrekt vanaf de "terminal". We zwaaien elkaar nog eens toe. Vreemd zo’n bekend gezicht in een oceaan van onbekende rnensen.

Even probeer ik TV te kijken, maar al ras worden mijn oogleden zwaar en dus groet ik de medetoeschouwers en loop op moslem stijl, d.w.z. half gebogen met een hand naar de grond wijzend voor hen langs, naar mijn kamer. "Selamat malam, Pak, Ibu."

19-12-1983

In het hotel aan de receptie probeer ik te weten te komen waar er een bank of postkantoor is. Het gebrabbel van die man versta ik absoluut niet. Vooral wat de openingstijden zouden kunnen zijn, blijft totaal duister. Dus ga ik maar eerst, het is 7 uur, ontbijten. De nasi goreng smaakt me goed. Onder het eten heb ik buurt met een man, die jarenlang voor een Nederlands bedrijf, aan de Trans Sulawesi Highway gewerkt heeft als bulldozerchauffeur.

Tegen 8 uur ga ik met een "becak" naar, een bank om geld te halen. Dit neemt nu 3 kwartier in beslag, omdat mijn handtekening niet 100% was. Ik lul als brugman, kom tenslotte bij de grote man terecht, maar moet ten lange leste toch een nieuwe kaart uitschrijven.

Al die tijd heeft de becaknijder gewacht. En dus geef ik hem wat extra’s als we weer bij het hotel terug zijn. De bus is er dan al weer geweest en na een tijd kom ik tot de conclusie dat hij nu niet voor de 2e keer terugkomt. Dus sjouw ik de bagage over het terminalterrein naar een andere bus. Deze keer geen bemo, rnaar een groot model. Gloeiend heet is het al weer. Het zweet breekt me aan alle kanten uit. Trouwens iedereen heeft er goed last van. Tenslotte na een hele tijd vertrekken we. Uiteraard eerst nog wat bagage en klanten oppikken in enkele kampungs.

De weg is taai, vlak en weinig interessant. Mensen in de bus raden me aan om niet in Wotu uit te stappen, maar mee door te rijden naar Mangkutana. Vandaar zijn er taxi’s naar Pendolo (Sulawesi Tengah). Dus doe ik dat dan maar.

Mangkutana

Vlak voor Wotu draait de bus een zandweg op en hobbelen we de laatste kilometers naar Mangkutana. Yan, die al een tijdje naast me zit, weet een "losmen" en brengt me daar ook heen.

Ik krijg een knoeper van een kamer met een onmogelijk grote mandikamer. Yan en een doofstomme vriend geef ik wat te drinken, terwijl we wat verder praten. Die taxi is ook al snel geregeld. De rit naar Pendolo kost me wel een kapitaal: Rp15000!!! In het begin wil ik niet geloven, dat dit de normale prijs is. Maar iedereen geeft onafhankelljk van elkaar die prijs op en dus....

Wisma Maria wordt gerunt door ma en 4 dochters. Nauwelijks is die Yan verdwenen of ze komen alle 5 aanzetten. Het wordt een uitermate geanimeerd gesprek. De dochters lijken geen van alle op elkaar; ma is een sundanees type, 2 dochters meer chinees, en de andere 2 meer lndonesisch. Als ma tussen de bednijven door verteld, dat ze 4 verschillende mannen heeft, dan begint het me te dagen. Het grootste probleem in het vak is het voorkomen van kinderen krijgen. (Van de pil hadden ze werkelijk nog nooit gehoord!) Veel "omong2" dus in het gesprek afgewissel met wat andere informatie over en weer. Tegen de tijd, dat zij het normale huishoudelijke werk weer opnemen, is het al half 6 geworden en ga ik nog een eindje wandelen.

De weg langs de losmen af voert me langs vele huizen, erven en tuinen en komt uit bij een groot irrigatiesysteem. Ik kuier nog wat langs het kanaal rechtuit. Overal komen volwassenen en kinderen met koeien (klein noodbruin type "sapi" (banteng?), de stier meestal heel wat groter en zwart, van de velden af, op weg naar huis.

Op gegeven ogenblik draai ik maar weer om. De velden gaan tot voorbij de horizon. Op de weg terug word ik tot 3 maal toe ergens binnen geroepen, buurt daar dan even onder genot van een kopje thee en kuier dan weer aan. Zo krijg ik te horen dat dit hier al een 15 jaar oud projekt is. De meeste rnensen komen van Jawa. Veruit de meeste onderkomens zljn ronduit armmoedig, maar de mensen zeggen niet meer terug naar Java te willen.

Het is al weer nacht als ik terug kom bij het hotel. Op advies ga ik vlakbij een hap eten in een warung. Binnen de korste keren krioelt het er van het volk. We praten veel over kultuurverschilen, "obat kuat" en eventuele reisdoelen voor mij. (Ze zijn verbaasd, dat ik daar niets in zie. Uit hun reaktie moet ik haast opmaken dat hier het vrouwvolk droog komt te staan, zonder "obat kuat".) Uiteraard weer stomrne verbazing na dat ik vertelde hoe oud ik was, niet getrouwd en dus ook geen kinderen. Het mansvolk kan me wel iernand aanraden, waarop het slachtoffer degene met de grootste rnond een paar tikken geeft en dan behoorlijk verlegen naar de achtergrond verdwijnt. Uithuwelijken is hier nog niet van de baan. "Dia terlalu kecil" zeg ik en zwaai mijn hand op de anderhalve meter hoogte.

s’ Avonds terug in de losmen krijg ik het tot laat in de nacht aan de stok met, die 5 dames. Het is reuze gezellig, 2 proberen zich steeds nadrukkelijker te verkopen; 10.000Rp is toch te geef, "bukan"? "Ibu itu, sudah. untuk Rp2000", weet me iemand te vertellen, "sebab"....... het wordt me keurig uitgelegd. Ikzelf heb absoluut geen zin om als 5e wiel aan de zegekar gehangen te worden, wat mij betreft zoekt ze die "hidung lengkap" voor het volgende kind bij iemand anders. De een na jongste had waarschijnlijk gedacht prijs te hebben (s’ middags had ik ze even langer aangekeken dan de rest, vanwege een opmerkelijke gelijkenis met dat ene meidje uit Jambi 1979: Riris.)

Als ik op bed lig, hoor ik haar tegen de rest zeggen :"Barangkali dia malu tidur sama wanita".

20 –12 - 1983

De belangstelllng is in de nacht weggeëbt. Zo zit ik tot half elf in de "losmen" op de jeep te wachten en heb alleen de jongste op "bezoek". Ze wil van de gelegenheid gebruik maken om enkele Engelse uitdrukkingen te leren. Ik schat ze nog maar een jaar of 16 en voel nu duidelijker dan oolt hoe weinig de jeugd hier te verwachten heeft. Ze is intelligent, erg leergierig, maar ja wat doe je daar mee in deze omgeving?

Ik begin me zorgen om die jeep te maken. Hij komt pas om half elf in plaats van 8 uur. "Selarnat tinggal". "Selamat jalan". En even ben ik weer op weg. Even, want een eind verder, aan het eind van het dorp, daar gaat de chauffeur en zijn 2 maatjes nog eens eten. Intussen komen ook de andere passagiers aan: Een heel jong vrouwtje met baby, een rnilitair, voorin 2 jongens, ik zelf en een maat achterin en de andere maat voorop de motorkap! Daarbij de nodige bagage en zo zijn we gedurende de hele reis volledig ingebouwd. Bagage tussen, naast en op mijn benen, zijn, haar en hun benen. De hele tocht gaat over een weggetje dat uitermate slecht is, maar enkele meters breed en, gelukkig, door een helemaal te gek gebied. Dit is pas woeste natuur. Woud zover je kijken kunt. Schltterende uitzichten, nog nooit gezlene planten en bomen. Als het na een goed uur ook nog eens gaat regenen, dan wordt het helemaal spannend. De weg wordt blubber, spiegelglad en de afgrond is dikwIjls maar 1meter verwijderd.

De 2 stops heb ik hard nodig om mijn bloedsomloop weer op gang te krijgen en om wat foto’s te maken.

Stop een is nodig om de bagage die op het reservewiel gesjort is, een beetje beter vast te zetten. Stop 2 kornt pas na enige uren en daar eten en drinken we wat in een "warung". Onvoorstelbaar dat die mensen hier genoeg kunnen verdienen om zich in leven te houden. Onderwege zijn we een "bemo" gepasseerd en 3 tegengekomen. Door de regen en de hoogte, we klimmen aanzieniijk meer dan dat we dalen, moet het trouwens voor op die motorkap goed koud zljn. Maar hijzelf geeft er geen kik onder, gewoon van beton die mens.

Vanaf stop 2 zijn we de regen kwijt en ik krijg het lastig met benen, bol, nek, voeten. Even stoppen we aan een wel heel primitief wegrestaurant, strekken de benen nog eens en gaan dan door naar Pendolo. Wanneer we de stadsgrens naderen,schikken we nog eens in om plaats te maken voor maatje 2. De reden? Een politiepost die we voorbij komen. (Is dit de grens tussen Sulawesi Selatan en Tengah?) Het land wordt wat vlakker, de eerste velden geven aan dat er civilisatie op komst is. De zon begint al weer onder te gaan.

Pendolo

Naar Pendolo Het is al bijna donker als we voor Warung Masamba stoppen: Eindpunt voor mij vandaag, want het waait momenteel zo hard, dat er vanavond geen boot meer vertrekt naar Tentena (de andere kant).

De rest van het gezelschap houdt hier slechts pauze om te eten. Allereerst ga ik me wat opfrissen. En omdat ik hier kan overnachten, zet ik rnijn bagage vast achter het gordijn in het kamertje. Dan eten we samen uitgebreid, kriig ik van Helen (het meisje dat meegereisd is, stapte wat later achter in) het adres van een nichtje, dat een hotel had in Tentena aan het meer. Ik moest ze daar de groeten doen en zeggen dat ze vandaag door ging naar Poso. Met kerstmis zou ze in Tentena terug komen.

Buiten is het goed afgekoeld en omdat het vrouwtje met de kleine letterlijk zit te kleumen, geef ik haar mijn vest cadeau, zelf heb ik nergens last van.

Hartelijk nemen we dan afscheid en wens ik ze uit het grond van mijn hart goede reis. Ben zelf erg blij dat ik niet in het stik donkerte in die kleine ruimte, door het oerwoud hoef te crossen.

Binnen speel ik voor de rest van de avond met nog 3 andere mensen een plaatselijke soort van joker. Els de vrouw van de eigenaar geeft haar plaats af aan mij, gaat achter me staan en geeft in een niet te stelpen vloed van woorden de nodige aanwijzingen. Het wordt een prachtige avond. Blnnen de korst mogelijke tijd voel ik me 100% thuis. Zo wordt het laat voordat ik "permisi" vraag om te gaan slapen. De nacht blljft rumoerig zodat ik niet echt goed slaap. "Si ribut ini tetap bicara waktu lama."


Overzichtskaart Indonesia
Overzichtskaart Sulawesi
Overzichtskaart Sulawesi Tengah