Sulawesi Tenggara

Naar Kolaka
14 - 1 - 1984.
’s Morgens zie ik de zon opkomen zo vroeg ben ik wakker. Ik kuier wat over het dek op en neer om de ledenmaten weer wat soepeler te maken, was me wat bij een grote ijzeren ton met water, en buurt lange tijd met die man uit Banjer Masin, die nu in Raha op Pulau Muna woont, een eiland in het zuiden.

Oversteek naar Kolaka

Met 2 uur vertraging komen we in Kolaka aan. Alles en iedereen wordt van boord gehaald met een stel aaneen gekoppelde vlotten. Dit staat me beter aan dan die “perahu’s”.
Ik ga eerst op de pier eten in een grote “warung”. Ik moet me dan melden bij de politiepost aan het begin van de pier. Er worden uitgebreid aantekeningen gemaakt van wat ik hier kom doen, waar ik heen ga en ze vragen wel 10 keer of ik hier wil gaan werken.

Tenslotte kan ik toch door. Op het busstation zie ik die mensen weer, die vanuit meegereisd zijn. Met een bus, die nog lang niet vol is, reizen we naar Kendari. Het landschap is mooi, maar haalt het qua natuurschoon niet bij dat van gisteren.
Wanneer we er bijna zijn moeten wij (met zijn drieën) toch nog 2 keer overstappen om in Kendari zelf te kunnen komen. Samen nemen we onderdak in Hotel Mutiara. Aan de andere kant van de weg koop ik enkele builtjes shampoo, geef wat kleren af voor de was en schrob mijzelf eens goed af.(Het hotel hier wordt.gerund door een man, die goed Nederlands spreekt.) Dat was na deze lange reis hard nodig. Samen met de 2 anderen
kuieren we wat langs de hoofdstraat af. De ene buurt wat in een apotheek met een jongere broer en de andere probeert een kameraad te vinden die hier bij de politie werkt. Deze laatste heeft vrij en wordt niet gevonden. Aan de andere kant van het dorp, op de “pasar” eten we in een van de vele ”warungs”.
Terug in het hotel blijf ik lang op en buurt een gat in de nacht. In het begin met een stel kleine kinderen, die een paar Nederlandse en Engelse woorden willen leren, en dan met enkele meidjes en een paar SMP leraren. Met de engels leraar spreek ik af om morgen naar het strand te gaan. Zo tegen 1 uur ga ik pitten, ”seperti seekor sapi”.

Kust bij Kendari 15-1-1984.
Kendari.
Vandaag pas om 8 uur op. Kuier met die andere 2 mee, allereerst naar de ene zijn familie. Ze wonen aan een ontzettend smerig beekje in een “kampung” die steil tegen de berg aan gebouwd is. Die ene ”adik” is een echt stuk en weet dat ook. Dan gaan we bij de ”pasar” eten. In hetzelfde tentje als gisteren. De ”nona” is er er zeer vereerd. mee. Vervolgene lopen we over de ”pasar” zelf en gaan even in het biljartcentrum kijken wat echter nu niet voor spelen open is. No 1 is intussen afgehaakt.

Wanneer we samen naar het hotel teruggaan, komt de Banjer-Masin-er een ”paman” tegen. Die nodigt me uit om bij hem op Raha langs te komen morgen. 0. K. zeg ik en beloof dat echt te doen.
>Terug in het hotel rust ik wat uit en breng de ”kawan” dan naar de boot. Hij gaat vandaag al weer terug naar Raha. Onderweg naar het hotel terug, koop ik 3 kodak filmpjes, drink een flesje Sands in een ”airconditioned restaurant”. Dan terug om thuis mijn verslag bij te werken. Tussen de bedrijven door buurt ik wat met de eigenaar en enkele gasten.

Kust bij Kendari.
Sabdar Alala


Om goed half 3 komt die leraar van gisteren me afhalen. Samen rijden we in een busje naar het strand, dat precies buiten de bebouwde kom ligt.

Sabdar Alala d/a SMP negeri Kendari.

Daar praten we de hele middag door, meestal met zijn 2en, soms met nog enkele van zijn leerlingen. Hij is 28, nog niet getrouwd en heeft net op dit ogenblik goed last van liefdesverdriet, omdat zijn ”dik” moslem is en hij christen. Haar ouders en de rest van de familie gaat er niet mee akkoord dat zij trouwen, en in zo’n geval gaat het niet door. Dan kan je niets anders doen dan iemand anders te gaan zoeken. Als ik vertel dat in zo’n geval Europese jongeren niets van de ouders aannemen en precies dat doen, waarvan zij zelf denken dat het goed is, dan zie ik bij hem alleen maar verbazing in zijn gezicht. Duidelijk is hoe sterk de macht van de familie is,
Na de nodige uren gaan we op huis aan. We spreken af vanavond samen naar de film te gaan.
’s Avonds kom ik mijn maatje pas na de film weer tegen. Hij neemt me met een jeep mee naar het hotel terug. Samen met nog 2 broers buurten we daar nog wat, voordat ze op huis aan gaan. Zelf klets ik een gat in de nacht met een stel leuke meidjes, dat hier hun trefpunt heeft.
Waarschijnlijk daardoor heb ik deze nacht weer de nodige dromen.
”2 Minggu lagi, 2 saja.”


1 6-1-1984.
‘s Morgens allereerst naar de ”tukang jahit” om mijn geldbuidel te laten repareren. Dit loopt uit op een zeer levendig gesprek en veel ”omang gosong”. Waar al die zotte verhalen vandaan komen, dat weet geen mens, maar wel dikke pret hier.
Vandaar uit loop ik naar de bank en wissel daar een travelcheque. Dat gaat hier al heel erg vreemd: Ik moet die mensen hier vertellen wat zij moeten doen, wat ik moet doen enz. Als ze vragen welke koers ik wil hebben, zeg ik Rp950, (veruit de hoogste prijs, die er maar is), en ze nemen die direct aan. Vervolgens ga ik in dat koele restaurant eten. De ”nasi campur” smaakt me uitstekend. Na een flesje “Green Sands” pik in het hotel mijn kleren op uit de was, pak mijn spul in en vertrek na betaald te hebben naar de boot. Het is half12 als ik wegga.

Medepassagiers Op de boot veel buurt gehad met allerhande mensen. Ik nestel me gauw midscheeps tussen een hoop mensen in op een verhoging van balken.
Achter me zit nona Kadjarian, die behoorlijk Engels spreekt. Ze praat honderduit over Buton, Bau2, thuis, haar vriend en nog vele andere dingen. Ze is al 37 en misschien daarom niet zo verlegen als de meeste vrouwen hier. Expliciet vertelt ze me nog dat ze nog niet getrouwd is. Maar woont wel al samen!! Hé hier ook al?
Si Cik
Wanneer we samen op de reling van het achterdek zitten, zie ik aan de andere kant een d.juus knap meidje zitten en zeg dan ook ”Adu, lihatlah di sana si cantik itu. Nona berkenal samanya?” Daar laat ze geen gras over groeien en gaat de ”cik” voor me halen! Zo zit ik lange tijd tussen die 2 in te praten. ”Si cik” heet Nurhana, woont bij de ”benteng” in Bau2 en werkt op het kantoor van de Kandip/Dikbut ofwel de ”kantor Pedeka”. Dit kantoor is er voor om te trachten de oude tradities, zoals zang, dans taal in stand te houden en te bewaren. Zelf ”mengajar”t zij de dansen van ”pulau Buton”. Zo tegen de avond probeer ik mensen aan het zingen te krijgen. Heb binnen de kortste keren een hele hoop volk om me heen zitten. Op die manier worden het schitterende uren. Miss Kadjarian zingt dapper als eerste na mij, een enkeling doet dat timide na, maar de grootste helft laat het bij een beetje lachen. De sfeer wordt pas echt ontspannen, als ik op zijn Nederlands “1,2,3,4, ieder zingt zijn eigen lied” begin te zingen, en “Hij is met zijn kuntje in het water gevallen (wanneer iemand niet meedoet). De hilariteit is natuurlijk groot als ik deze teksten vertaal.
Het is al weer avond geworden als ik om verhalen over ”ilmu hitam” vraag, over ”dukun’s” en ”hantu2”, en daarom komt er eigenlijk niets uit. Daar praat men blijkbaar al zeker ’s avonds niet over. Een man uit Irian Jaya heeft nog wel een kennis in Bau2 die er veel van af weet. Wanneer ik zin heb kan ik daar wel eens gaan buurten.
Zo tegen 10 uur lopen we de haven van Raha binnen en ga ik van boord.. Het is er overvol van mensen die volk van de boot komen afhalen. Zo vind ik de ”paman” niet, waar ik naar toe zou gaan. Ik ben al bijna weer bij de boot terug, als hij op mijn schouders tikt. In eerste instantie herken ik hem nog niet , omdat hij gisteren een zonnebril ophad en nu niet natuurlijk. Maar dat maakt niet uit. Achter op het scooterke met de tassen om mijn nek rijdt hij mij naar zijn thuis. Ik ben blij als we daar aankomen, want met die zware tassen en die ”ukiran” is het niet eenvoudig te blijven zitten. Na mijn bagage weggezet te hebben en de “mandi” in het hokske op de achterplaats (waar een grote kruik als waterreservoir dient) crossen we voor ”efu vujl” door de stad. Dat hoort er hier blijkbaar bij ondanks dat er s avonds niets te zien is! Tenslotte krijg ik een schotel “mie” voor de neus gezet in een restaurant.
Samen met de familie van de “warung” oufiepen we wat over zang en dans op de t.v. Die muziek uit de Makassar streek bevalt me uitstekend, vooral die gitarist.
Uiteindelijk gaan via we een andere weg naar huis terug en gaan vrijwel direct naar bed. Een bed met echte ”kelambu,” dus geen last van ”nyamuk2” vannacht. Al rap ben ik vertrokken en droom over de meidjes van vandaag:” Malam dikku.”

17-1-1984.
Pulau Muna.

Laode vertelt me tijdens het ontbijt over zijn werk met blinden. In een internaat dat volledig particulier gerund wordt. De bedoeling is hier de jonge mensen zover te ontwikkelen dat ze een zelfstandig bestaan kunnen leiden. Dat dat niet zo eenvoudig is, komt niet alleen door de handicap op zich, maar ook door het wantrouwen bij de familie. Die zouden soms zelfs geloven dat die blinden uitgebuit worden. In een gunstig geval, zijn ze alleen maar overtuigd dat het toch niet helpt. Hier in de omgeving zijn er vrij veel blinden. Een van de mogelijke neveneffecten van malaria. We lopen even bij de school voorbij. Er is daart maar een jongen. De rest is op het een of ander uitstapje. De overgeblevene had zware hoofdpijn. Dit is weer een neveneffect van de pillen, die tegen malaria geslikt worden, meent Laode.

Omdat wij ergens naar de kust willen gaan, stuurt hij zijn zoontje van 3 naar huis. Zelf lopen we over een klein pad door de bossen, over een dikke bambupijp (die met een dun latje, als steun voor de linker band, als brug over een vrij diepe kloof dient) naar een kennis, waar hij een motor wil gaan lenen. Zijn eigen motor heeft hij uitgeleend en die is nog niet terug. Wanneer we op de weg terug zijn, zien we opeens dat die kleine aap nog steeds achter ons loopt! Het is nu te laat om hem naar huis te sturen, dus moet hij wel mee. Allereerst gaan wij bij zijn (groot-)ouders aan, waar de kleine wat te eten krijgt. Ik buurt wat met het volk dat aan direct aan komt waaien. De kleine wordt intussen wèl om zijn ”berani” geprezen. Krijgt dan ook absoluut geen standje, omdat hij niet geluisterd heeft. Laode is intussen een motor gaan halen. Dat gaat hier gemakkelijk. Met de kleine tussen ons in, vertrekken we dan. Aanvankelijk hebben we een mooie asfaltweg. Na zo’n 7km verlaten we die en rijden dwars door de “kampungs”, over zandpaden met knoepers van gaten. Bi.j een “pasar” ga ik nog even tevergeefs kijken naar een “parang”. Een eindje verderop pikt Laode 2 kameraden op.
Danau Napabale op Pulau Muna Danau Napabale.

Tenslotte komen wij bij een soort meertje. We pikken een eind verder een paar kleine ”perahu’s op en peddelen met onze handen door het water. Wat verderop leent iemand ons zijn eigen peddel, zodat we al heel wat beter opschieten. De oevers en de eilandjes van het meer zijn sterk geërodeerde rotsen. Overal staan prachtige varens, bomen en andere planten langs de oevers. De eilandjes lijken wel punkkapsels. Het water is zeewater, omdat het meertje door een tunnel verbonden is met de open zee. Zo af en toe zie ik fel gekleurde koraalvisjes zwemmen.

Hozen
Nadat we van boot gewisseld zijn, omdat de eerste lekte als een zeef, gaan we door die tunnel naar buiten. We moeten diep bukken om er door te kunnen. Overal ziet de kust er sterk verweerd uit. Een schitterende natuur hier. Even landen we bij een strandje, waar wat vissers aan hun boten werken. Dan wordt het opeens pikdonker en stappen weer in om zo snel mogelijk terug te gaan. De kleine krijgt de parapluihoed op. Een paar minuten later begint het vreselijk te hozen. We schuilen lange tijd onder over hangende rotsen. Maar als het al maar door blijft zeiken, gaan we er toch door. Binnen een paar seconden ben ik tot op mijn vel toe nat.
De tunnel is door opkomende vloed al weer afgesloten, zodat we op een andere plaats aan wal gaan. ”Pemilik akan mencari perahunya”, dat was dus geen punt. Wij lopen in ganzen pas over een spekglad blubberpaadje over de berg heen, dwars door de maïsvelden. Ik moet verrekkes uitkijken niet om te donderen. Laode heeft zijn zoon
op zijn nek genomen, om beter op te schieten, maar ook omdat we regelmatig over muurtjes moeten klimmen. Tegen elke muur staan aan weerszijden een dikke bambupijp schuin omhoog. Ze hebben inkepingen om er een soort trap van te maken. Als wij bij de weg terug zijn, loop ik met de kleine aan de hand vast de goede kant op. Laode gaat de motor op halen.
Ondanks dat ik er nauwelijks een woord uit kan halen kletst mijn maatje volop,. Zo goed als ik kan, probeer ik het te volgen, zeg echter meestal maar op goed geluk af ”Ya, betul’?” of ”Ndah”. Van uit de huizen langs de weg kijkt ons het volk na met een gezicht van, die is gek om met zo’n weer naar buiten te gaan. Laode pikt ons weer op en gaat het per motor op huis aan. Grote delen van de weg staan volledig blank en Laode heeft de grootste moeite om overeind te blijven. Terug op de asfaltweg (die her en der meer op een bergstroom lijkt) gaat het heel wat beter. Omdat mijn broek langs zijn benen schuurt, gaat de kleine op gegeven ogenblik onder het rijden op de buddysit staan! Jé wat een duuvel is dat manneke. Wanneer hij het te koud krijgt zo in die wind, gaat hij even vrolijk weer zitten.
fam. Diale, Raha Thuis worden de kleren te drogen gehangen, het slijk weggespoeld en blijven we rond het huis hangen. Wat gebuurt, gepingpongd, gegeten en naar Laode’s niet beste gitaarspel zitten luisteren. Dat spel kan ook nauwelijks goed zijn, omdat zoonlief pa wel eens even mee zal helpen!. Na tien keer waarschuwen kan pa maar tot een conclusie komen: ”Dia nakal”. Straffen is er hier nooit bij. Zijn 2 zusjes hebben het heel wat minder. Zij moeten flink meehelpen thuis en moeten zich veel laten welgevallen van broerlief. Leuke meiskes.
‘s Avonds wordt er een albinojongetje van 3 binnengebracht, dat aanvankelijk er zeer verlegen bijstaat. Het ziet niet goed., kijkt meestal zo schuin omhoog; naar de lamp. “Kijk wordt er gezegd, zijn armen, benen, buik alles is wit.” Er wordt zelfs achter de broek gekeken, “en zijn ”burung” ook al!!”
Het manneke ondergaat alles heel gelaten. Laode vertelt, dat als zijn zoon hem overdag buiten ziet, dat hij ”belanda, atack” roept en de stumper te lijf gaat. (Trouwens gedurende de hele reis op Sulawesi heb ik regelmatig albino mensen gezien. Ze zien er heel vreemd uit.)

Het wordt weer tijd om op te stappen. Ik bedank Laode en zijn vrouw (een heel stil type) voor de gastvrijheid, het dienstmeisje voor het drogen van mijn kleren; (ze had er heel wat aan te strijken gehad) en word dan door een inwonende neef met de motor naar de boot gebracht. Na een kwartier ongeveer komt hij nog eens terug met mijn rode zakdoek. Ik geef hem wat ”uang rokok”, waar hij heel blij mee is. (Hij woont trouwens bij Laode, omdat zijn ouders er niets mee kunnen aanvangen, hij is weliswaar een vriendelijke jongen, maar kan absoluut niets onthouden of leren. Van de middag werd hij voor een boodschap naar de buren gestuurd en kwam na een uur goed in de war terug. Hij wist niet meer wat hij daar moest gaan vragen.) Op de boot blijf ik met allerhande mensen tot 1 uur in de nacht buurten. O.a. met iemand die in de ”kraton” woont en me daar uitnodigt. Hij is familie van de laatste sultan. Deze woont nu èn is getrouwd in Italië. Om 1 uur vallen mijn ogen dicht en ga ik pitten.
”Di pagi harus bangun perug”.

18 - 1 - 1984.
Bau2 (Pulau Buton).

Pelabuhan Bau2 Surat jalan ”Pagi2” om half 4 bereikt de boot de haven van Bau2 op pulau Buton. Ik heb gehoord dat je rustig op de boot kunt blijven pitten tot het licht wordt en dus doe ik dat. Bij het krieken van de dag pak ik mijn spullen en ga met een paar siepogen op zoek naar onderdak. De man, die met me meeloopt vanaf de boot, heeft er een voor minimaal Rp5000 per nacht. Ik bedank hem voor de aangeboden hulp, maar loop door om iets anders te gaan zoeken. Aan de haven vindt ik een 3 étage hotel: Handayani. Rp4000 voor een kamer. Ga direct onder mijn ”kain” om nog wat te pitten.
Weer wakker is de eerste plicht me te melden bij het politiebureau. Dat is hier de gewoonte. In een prettige losse sfeer, word ik toch aan de tand gevoeld. Over wat ik nu hier kom doen. De vraag of ik echt wel tourist ben, wordt op allerlei wijzen steeds weer opnieuw gesteld. Alles wordt netjes opgeschreven, gecontroleerd en tenslotte in de onderstaande “surat jalan” samengevat.

Ten slotte wenst de commandant me een prettig verblijf in Bau2.
(Tussen de bedrijven door vraag ik of er hier in de buurt verboden gebied is, ofwel het hoe en waarom van de meldplicht hier, terwijl dat op de andere plaatsen (buiten Gorontalo) niet noodzakelijk was. Als antwoord krijg ik dat er niets aparts aan de hand is. Het is nu eenmaal voorschrift hier.)
We schudden elkaar de hand en ik kan weer vertrekken. De man, die me achter op zijn brommer hierheen gebracht heeft, is uiteraard tijdens de zitting verdwenen. Hij kon het bureau in het begin maar niet vinden!

Via het postkantoor en een winkel voor een enveloppe, kom ik bij een restaurant, vlak bij het hotel. Daar eet ik wat en schrijf een briefje naar de biljartclub. Wanneer deze gepost is, loop ik richting ”benteng & kraton”. Ik ben nog in de stad als het vreselijk begint te regenen. Dus koop ik in een winkel bij de ”pasar” een paraplu. Onderweg stoot ik mijn kleinste teen, die dan ook binnen een paar minuten bont en blauw wordt.
Bij Nurhana thuis fam. van Nurhana

Bij Nurhana thuis met kinderen uit de buurt en 2 vrienden.

Benteng Buton Bij het eerste gebouw binnen de ”benteng”-muur kom ik Nurhana (dat ene meidje van de boot) tegen. Ze woont een tiental meters verder en dus word ik daar naar toe gebracht. Via een grote trap bereiken we de woning. Samen met nog 2 vrienden buurten we nog een hele tijd over mijn reis door Sulawesi. Dan lopen Nurhana en ik aan om de “benteng” te gaan bekijken.
Het is feitelijk een 3 kilometer lange versterkte muur met op vele plaatsen uitkijkposten, kanonnen en smalle poorten. Het ford is in de Portugese tijd gebouwd. Omdat het hele complex vrij hoog ligt, heeft men van hier uitstekend zicht over de zee en de eilanden voor de kust. Ik loop dan ook elke uitkijkpost op om van dat uitzicht te genieten.

Op gegeven moment loopt de verdedigingswal (ei-)landinwaarts en krijgt men uitzichten over een diepe vallei met "kali besar". Wat verderop verlaten wij het pad langs de muur af en lopen de weg op, die naar de "kraton" leidt.
Aan weerszijden van de weg staan kleurrijke huizen met trap aan de voorgevel en veranda. Dit type huis is hier in Bau2 normaal.

Als ik alleen geweest zou zijn, dan had ik de "kraton" beslist voorbijgelopen. De buitenkant ziet er, op de afmeting na, helemaal niet zo bijzonder uit. Bovendien staat hij van de weg af gezien een beetje verscholen achter huizen.

Kraton Buton Kraton Buton.

Alleen de poort aan de ingang geeft aan dat er iets aparts is. Buiten voor de deur maken we wat foto's met een stel kinderen erop. Dan worden we uitgenodigd binnen te komen.

De man van vannacht, die beweerde familie van de sultan te zijn, woont hier inderdaad. Hij had me eigenlijk gisteren al verwacht!
Zo trots als een pauwe laat hij het huis zien.
Het allereerste vertrek ziet er nog vrij sober en kaal uit.
Waarschijnlijk wil hij eerst de familie waarschuwen dat er bezoek is. Want wanneer we de 2e ruimte binnenkomen, staan er een heel stel mensen op ons te wachten. Deze kamer ziet er helemaal te gek uit. Er zijn tientallen interessante dingen te zien.
Ik krijg "permisi" om foto's te maken en doe dat dan ook.

Via een steile trap gaan we tenslotte naar de zolder. Daar staan in het midden, in houten rekken, 2 rijen lansen en of speren. Links in gele hoezen en flossen, rechts met oranje. De diepere achtergrond daarvan kon me niet verteld worden. Van af de zolder is er een schitterend uizicht over de verre omgeving. (De ”kraton” ligt weer boven de muur). Na het tekenen van het gastenboek en een donatie voor de instandhouding van het huis, nemen we weer afscheid. Eerst wandelen we nog onder begeleiding van een ander familie lid nog een stuk verder de berg op. Tot aan een stuk ruïne van ..??. Er is niet veel aan te zien omdat het grotendeels overwoekerd is. Al de tijd dat er mansvolk met me praat, is Nurhana niet in de buurt. Dan voelt ze zich niets op haar gemak. Ik probeer dan ook meestal tevergeefs haar in de gesprekken te betrekken.
Dan lopen we weer terug richting muur, maken nog even een foto van een ”pekuburan”, openbare wasgelegenheden voor vrouwen en eentje voor mannen, praten even met wat bekenden van Nurhana en kuieren dan de muur langs tot we weer bij het uitgangspunt zijn teruggekomen. Aan de kant van de weg wachten we totdat er een bus komt, die me weer naar beneden de etad in brengt. We spreken af dat ik haar morgenvroeg “siang” 12.30-1 uur in haar kantoor annex museum op ga zoeken. We buurten nog wat en als de bus komt weet ik eigenlijk niets te zeggen. “Sampai jumpah”, dus maar.
Ik stap in en kom zo ongeveer om 6 uur in de stad aan. In het hotel allereerst gemandiet, wat gepraat met een paar oudere mannen in de hal beneden. Toen een eind langs zee af gelopen. Omdat het weer hoog tijd wordt om te eten, loop ik een Chinees restorant binnen: ”Rumah Makan
Kenangan”. Tijdens èn lange tijd na het eten zit ik te praten met 8 oudere Chinese mannen: de eigenaar van het restorant Arfan Laonard en zijn veel gereisde vriend Alex Charlex. De eerste doet me sterk aan ome Piet denken. De 2e is al diverse keren in Singapure, Bangkok, Hongkong en zelfs de Volksrepubliek geweest. Het is erg interessant wat over het leven van de Chinese bevolking hier te horen. Ze hebben het veel over handel en de toch steeds weer opduikende problemen met de rest van de bevolking. Ze vinden zelf van de ene kant uitstekend, dat de regering probeert die verschillen weg te werken, maar willen van de andere kant toch duidelijk de Chinese identiteit bewaren. Zelf kunnen ze nog Chinees spreken en schrijven. Hun kinderen al niet meer. Alles bij elkaar wordt het een goede buurt. Ik spreek af morgen terug te komen omdat Arfan waarschijnlijk een ”parang” voor mij op de kop kan tikken. Ik koop van hem nog een glas met het ”Bir Bintang” embleem erop en ga dan op huis aan. Zijn zoon staat erop mij naar het hotel terug te brengen.
Daar kletsen we nog even over koetjes en kalfjes. Dan ga ik totaal opgebrand te bed.
"Hari ini yg paling lama di liburan ini. Sehari yg bagus buetul juga."

Tirta Rimba 19-1-1984. Tirta Rimba, Air Jatuh.

Al om 6,20 wordt ik wakker gemaakt voor een kop mierezoete thee met snee cake. Ik drink die op en slaap nog wat. Vervolgens maak ik eerst aantekekningen voor mijn verslag.
Dan loop ik de weg af in de richting van "Air Mandi Alam 7 km". Het is lekker rustig, geen massa's kinderen die je volgen. Daar de weg omhoog loopt, krijg ik ook hier weer Bau2 goed te zien. Het is jammer dat een lang stuk langs de kust als vuilnisbelt wordt benut. De lucht die er vandaan komt, is niet te harden. Een stel mannen zijn net bezig een lading te dumpen. Ze zien er zelf uit om op te schieten. Als ik hen groet, is het duidelijk dat ze verbaasd zijn. Een vraag om "rokok" moet ik helaas afwijzen: ”tidak ada, pak”. Bij een bord, dat zegt dat hier een projekt voor drinkwater is ga ik links een zandpad in en kom na zo’n 5 minuten bij de Tirta Rimba/ Air jatuh aan. Het is een brede waterval met een betonnen basis eronder. Daar ontmoet ik Alexander, die hier in de bossen dieren observeert en telt. Hij heeft een schrift bij zich, waarin aantekeningen, gemaakt worden omtrent aantal, geslacht, tijdstip van de dag , en de plaats van observering. Na een “mandi” in het basis, lopen wij terug naar de weg. Hij wijst me een stel zwarte gibbons aan. Zelf zou ik ze nooit ge zien hebben. Samen lopen we door en haar beneden naar ”air belanda”. Een plaats waar vroeger alleen de Nederlanders gingen baden. Het is al weer tegen ”siang” aan en ik zweet me weer te barsten. Het pad is zeer slecht zodat ik nauwelijks met die badslippers voort kom. Door het beekje heen, klimmen we weer naar de weg terug. Daar word ik na zo’n kwartier door zo’n bustruck opgepikt en gaat het naar Bau2 terug. De rit wordt aanhoudend onderbroken, zodat het al 12.40 is voor ik, na een “mandi” en me omkleden, aanloop om naar Nurhana’s kantoor te gaan. Een bus erheen zie ik niet. De mensen zeggen me dat dat kantoor, vlak bij het graf in de ”benteng” is. Als ik daar aankom blijkt dat dat kantoor al om 1 uur sluit. Djuu, verdomme en ”cukimai”, uiteraard helpt sakkeren niet en dus loop ik naar haar thuis, waar haar broer me zegt dat ze zo om 2 uur terugkomt. Hij zegt er verders geen ene meer, dan dat haar kantoor ergens anders is. Het is al dik 2 uur geweest als hij ook nog weet, dat ze regelmatig na het werk bij een vriendin in de stad aangaat. Dan stap ik maar op en kuier de berg weer af. De plaats waar haar kantoor zou zijn kan ik absoluut niet vinden.
Kadjarian en co Dus besluit ik maar die nona Kadjarian te gaan bezoeken. Het adres blijkt niet te kloppen, de straat Jln Charil Anwar heeft geeneens een nummer 70. Een stel kinderen willen me wel helpen en brengen me naar een huis enkele straten verderop. Daar woont ze weliswaar ook niet, maar heer Rahman, le- raar Engels en islam, kent haar, zegt me binnen te komen en stuurt een van de kinderen erop uit om haar te gaan halen. Rahman studeert momenteel Engels in U.P. De school waar hij normaal als leraar staat heeft hem daarheen gestuurd. Nu heeft hij slechts een paar dagen hier in Bau2. Hij stelt voor om samen met de boot overmorgen naar Bajeo en door naar U.P. te gaan. Hij zal morgen informeren wanneer de boot vertrekt. Na een kop ”teh” loop ik met de inmiddels te voorschijn getoverde nona Kadjarian mee. Morgen ga ik bij Rahman langs om te horen, wanneer die boot gaat.
Bij nona Kadjarian thuis worden er massa’s mensen voorgesteld, diverse adressen uitgewisseld en met enkele foto’s omlijst. Het is er gezellig binnen door het volk. Het huis zelf is op een bank, stoel en tafel na helemaal leeg en ziet er vreselijk uit. Veel vocht in de muren, denk ik. De voorgestelden zijn stuk voor stuk ”singel” en een enkele ”miss” heeft wel al kinderen. In optocht lopen we noch bij iemand in Jln. Chairil Anwar langs, drinken daar een kop ”teh” met ”kue” en buurten nog wat door”.(Dit huis ziet er goed uit.) De nieuwe gastvrouw kan me wel uitleggen waar Nurhana’s kantoor is. Ben benieuwd.

Nurnani
Sma PGRI
Kelas II IPS I Bau2.

Pina
d./a Jl Chairil Anwar 20
Bau2.

St. Rostina
d./a Kantor Pertanian
Jl Kartini VI/75
Bau2.

Waode Nemy Muha Ini?
d/a sekolah SMA n I
Bau2.

Afiaddin
Kantor Kehutanan
Bau2.


Dan ga ik naar het hotel terug. “Mandi”, drink wat ”teh” en ga door naar ”Rumah Makan Kenangan”. Onder het eten daar vertaal ik voor de kinderen de tekenfilm over de ”drummerboy”. Een Amerikaans Kerstverhaal. Het eten (“mie goreng”) bevalt me niet en ik moet het echt wegspoelen met dat flesje 3 “horses stout beer”, een soort Guinness. De ouwe is nergens te bekennen en dus loop ik terug richting hotel en ga ertegenover op het muurtje zitten te buurten met een stel jongelui. Tussen de bedrijven door breng ik het laatste filmrolleke weg om te laten afdrukken in een zaak die precies achter het hotel ligt. Ik drink in de ”warung”, waar ik gisteren na het bezoek bij de politie was, nog een flesje ”green sands” en klets wat met het Chinese meidje daar. Vandaar terug op de muur en lange tijd over sex in binnen- en buiten land gepraat. De verschillen zijn nog huizenhoog, geluld en gepocht wordt er genoeg, maar elk meidje gaat hier toch als maagd het huwelijk in. Zo hebben de jongens geen van allen een avonduurtje gehad.
Klokslag 10 uur verdwijnt het hele stel en ga ik terug om te slapen. ”Ajaib hari ini, ajaib betu1 loh”.

20-1-1984. Tambang Asfal en muziek.
Ook vandaag weer met zoete thee gewekt. Na nog wat doezelen loop ik dan richting ”pasar” en eet vlak bij de grote brug aan de hoofdstraat in een kleine ”warung”. Dat zijn nog altijd de beste plaatsen. Toen door gewandeld, naar Nurhana’s kantoor: PDK. Het is met de aanwijzingen van gisteren goed te vinden. We buurten even met elkaar, waarbij me opvalt dat ze zich niet op haar gemak voelt. Dus maak ik het kort, en spreek af vanavond bij haar de foto’s te komen brengen. Ik sta nauwelijks buiten of ik wordt weer binnen gewonken. Het is de man die me de eerste dag hier achter op de brommer naar het politieburo gebracht had. Ik herkende hem absoluut niet meer, wat hem eigenlijk tegenviel. Ook nu weer brengt hij me een eind weg. Nu naar de “pasar”, vanwaar ik naar Pantai Nirwana wil gaan. Er blijken helemaal geen bussen naar toe te rijden, zodat ik van dit plan afstap en in een bus duik die naar Pasar Wajo rijdt. Daar is een grote Tambang Asfal. Ben benieuwd, wat dat voor iets is. Na lange tijd vertrekken we. De weg naar Pasar Wajo loopt door mooie natuur. De bus rijdt niet helemaal naar die ”tambang” en dus moet ik de laatste 5km op eigen gelegenheid doen. Daar het vreselijk heet is, neem ik zo’n 200 m verder graag het aanbod van iemand aan om daar met de motor naar toe te gaan. De 5km is een heel krappe, schatting geweest en als we er tenslotte aankomen blijkt het terrein afgesloten te zijn vandaag. (Het is alle vrijdagen toe) We mogen alleen het binnenterrein op, verder niet. Na wat omtrekkende bewegingen, klauteren we naar een huisje op een heuvel en zien daar in de verte een uitgestrekte donkergrijze vlakte. Dat moet het zijn. Nou om dat te zien, daarvoor ga ik niet naar het huis van de "kepala" om "permisi" te vragen om het terrein alsnog op te kunnen.
Pasar Wajo zelf. Ik ben er nog niet aangekomen of ik kan al weer in een grote chevolet instappen om naar Bau2 terug te gaan. Terug in Bau2 ga ik direkt de foto's ophalen. Die vallen me ontzettend tegen. Even later geef ik er een hele hoop bij Nurhana af. De ontvangst daar is heel erg lauw geworden. Waarom? Misschien die mislukte afspraak gisteren, misschien op haar donder gehad van de baas. Ik weet het niet en dat zal wel zo blijven ook. Zo ben ik al weer rap op weg naar Rahman.
Die weet nog niet wanneer precies morgen die boot vertrekt, maar hij zou het me laten weten. Voor morgen spreken we af om naar familie van hem te gaan in ”kampung” Bone2. Dit is ca 2 km van Bau2. De rest van de tijd hoofdzakelijk gepraat met die kunstschilder, die tijdelijk onder hem woont. Als ik weer verder wil gaan, wil hij mij een schilderij geven. (Water, boten, laaghangende zon. Het ziet er best goed uit, maar doordat het op triplex is geschilderd en ik nog een lange reis voor de boeg heb, kan en wil ik het niet aannemen. Zelf had hij graag een Engelstalig of Nederlandstalig geschiedenisboek gehad. Als ik even later bij Kadjarian thuis aankom, met die foto’s, is iedereen erg enthousiast. Zijzelf is niet thuis en dus na een bord ”bubur” van pitten en noten met melk wordt ik door enkele jongens met hun bus naar een ”warung” gebracht niet ver van het hotel af. Daar wat gegeten, gebuurt en toen terug naar het hotel.
Bau2 Bau2 Bau2 haven.
Bau2
Daar gooi ik de kamera naar binnen en ga buiten op het muurke zitten te luisteren naar gitaarmuziek. Kadir is de eerste hier op Sulawesi die ik gitaar hoor spelen. Hij speelt het meer dan uitstekend. Het is Makasar muziek. Hij slaat voortdurend onder het spelen een losse snaar aan, waardoor het ritme/grondtoon van het liedje bepaald wordt. Zo af en toe zingt hij er een melancholiek liedje bij. Of zingt een van de andere inmiddels toegestroomde mensen. Ik word er spierwild van, laat een paar ”botol besar” halen, echt om hem nog een tijd langer te laten spelen. Dat zeg ik hem dan ook. Uiteraard vindt hij dat maar al te wild, zodat we ze samen leeg tutteren. Het wordt zo een schitterende avond van oufiepen, ”omong gosong”, muziek en zang. Om 12en wordt het de hoogste tijd weer eens op te stappen. ”Selamat malam mas, sampai besok.”

21-1- ’84. SMA, "Babi Laut" en kippengaas.

Omdat ik voor de hoteleigenaar een brief probeerde te vertalen, waar ik me totaal aan vertilde (slecht handschrift, vreselijk in elkaar gedraaide zinnen,is het alweer te laat als ik naar Rahman ga. Hij komt me dan ook al op zijn brommer tegemoet rijden. Eerst gaan we bij zijn school langs, waar het acuut een grote jamboel wordt. Dus word ik het lerarenkamertje ingebracht en probeer wat Engels te praten met enkele jongens die daartoe aangezet zijn door Rahman. Ikzelf moet maar net doen of ik geen Indonesisch ken, zei hij.

Rahman Nou zoals overal hier kunnen deze middelbare scholieren nog absoluut niet overweg met Engels. Het meeste dat ik dan ook zeg, wordt met wenkbrauwen ophalen begroet.
adres Het enige dat een beetje lukt is vragen stellen, want dat wordt knal van buiten geleerd. Maar elke keer als ik iets terug zeg, wordt er vergaderd over de onbekende betekenis. Gokken is er niet bij, dat durven ze niet aan. Ik heb hier al zo lang in Bau2 rondgelopen, dat ze ook wel weten dat ik Indonesisch ken en daarom val ik bij de uitleg toch maar af en toe terug op hun eigen taal.
Van de school uit gaan we naar Bone2 Rahman’s geboorte dorp. We lenen daar bij een tante een ”Kain” en gaan in zee zwemmen. Dat bevalt mij, hem en een hele zooi kinderen uitstekend.

Lekker plenzen en afkoelen. De lol is er voor mij echter voorbij wanneer ik in een ”Babi laut” trap. Ik tjoep de zee uit en pro- beer het 20-tal stekels met mes, naald en pincet eruit te halen. Hetgeen niet lukt. Ze breken telkens af. In gedachten zie ik de voet van dat meidje uit Australië weer. Dat kan gezellig worden. Een visser die er bij staat probeert me gerust te stellen: Die pinnen verdwijnen vanzelf, meent hij. We poelieën noch wat in het water en spoelen ons dan met regenwater af in de schuur van zijn tante. Dan vertrekken we weer richting Bau2, omdat hij bij zijn hoofd langs moet om toestemming te vragen om weer naar U.P. af te kunnen reizen.
Als we op de bus staan te wachten wat gebuurt met jongelui. Dan komt er onder grote hilariteit (voorzichtig zijn ze hier niet met andermans gevoelens) een jonge ”bulan” van zo n 17 jaar, bij staan. Hij is zo aan de kleur te zien al tot op zijn botten toe verbrand. Hij neemt het hele gedoe wel gemakkelijk op en lacht maar wat.

Kadir Rahman stapt onderweg uit de bus en ik rij door tot aan de “pasar”. Via het hotel loop ik bij Kadir aan om goede dag te zeggen en wat te eten (goeie vis!). Er is daar weer een hoop volk op de been. Lange tijd buurten we over vrouwen, trouwen en andere moeilijke zaken. Hij is zelf ook vrijgezel. Indertussen neem ik wat foto’s en beloof die op te sturen. Een ding is jammer, de gitaar van gisteren had hij maar geleend. Zelf heeft hij er geen. (Als ik hier nog ooit aankom?....)
Kadir
Warung Padaidi
Jln. Yos Sudarso
Bau2, Sultra

Tegen 6 uur ga ik naar het hotel, pak mijn spullen in en wacht in de hal tot Rahman komt.
Als hij om kwart voor 7 nog niet is aangekomen, loop ik op mijn eentje naar de haven en de boot, De boot is stampens vol en ik kan er alleen maar op als ik geen verzekering hoef te hebben. Er zijn eigenlijk al te veel mensen aan boord. Ik zeg:”kalau kapal rusak, akan mati, dan yg mati tidak memerlukan asuransi itu lagi, sudah baik tanpa asuransi ini.”
Ook nu hoef ik geen hut te hebben. Ik wil net een plekje op gaan zoeken, als Rahman aan boord komt. Hij krijgt vandaag geen toestemming om te vertrekken omdat a.s. maandag de inspektie op school komt. Hij wordt geacht er dan bij te zijn. Dus nemen we afscheid en: “So long, see you around.”
ticket boot Om klokslag 8 uur vertrekken we. Het is een houten boot en voor mij rest slechts een zeer primitieve plaats: In het begin zit ik op 2 rollen kippengaas. Om te zitten gaat dat wel, maar om straks te slapen niet. Dus beginnen we er met een paar man een beetje orde in te brengen. Zetten die rollen aan de kant, slepen een dikke laag rieten matten op de plaats zetten daar weer enkele kratten tegenaan en creëren zo een behoorlijke slaapplaats. ”Sudah tengah mati, tidur saja”.

22-1- 1984. Boot naar Bajoe op Sulawesi Selatan.
Bepaald goed heb ik afgelopen nacht niet geslapen. Het heeft lange tijd zo hard geregend dat er zoveel water op die dekzeilen kwam te staan dat ze begonnen te lekken. Zo werd onze slaapplaats telkens korter, omdat het hoofdeinde steeds verder nat werd.
Sarsudin & Laode Zo af en toe stond iemand op om het water van de dekzeilen af te duwen. Soms met het gevolg dat de overgrote helft naar binnen kwam. Zo ben ik dan vandaag al weer vroeg wakker. In het begin van de dag wat rondgehangen, totdat we van boord konden in Boepinang. (Zuidkust van het vaste land van Sulawesi Tenggara.)
adres






Van hieruit kun je ook de bus hemen naar Kolaka. Maar dat is geen makkelijke reis, weet iemand te vertellen. De boot moet langere tijd in de haven hier blijven wachten, omdat het eb moet zijn voordat hij in Bajoe aan kan komen. Voor de haven daar liggen koraalriffen, die niet te zien zijn bij vloed.

Met een kennis van Rahman (studeert een jaar langer dan hij op dezelfde school) ga ik aan land. Aan de “pasar” eten we wat in een ”warung”.


trouwen Daarna lopen we het dorp uit, zien inderdaad op een plein wat bussen staan en verzeilen een eind verder in de voorbereidingen van een trouwfeest. Dwars over de weg heen is een afdak gemaakt waaronder een paar honderd stoelen opgesteld worden. De bruidegom nodigt ons uit naar binnen te komen. We worden aan de ”teh” en heel lekkere ”kue” gezet. Heeft de ”vastigheid.” van pudding. Een soort smaakt overduidelijk naar ”durian”. Na wat gebuurt te hebben nemen we weer afscheid en wensen de bruidegom het beste met zijn huwelijk vee1 kinderen en voor allen hier alvast een prettige dag en een goed feest. Nou begrijp ik hoe Sabdar Alala (Kendari) aan zijn ½ tot 1½ miljoen rupiah kwam, als kosten voor een trouwpartij hier.
adres

Gedurende de ”siang” een eind verderop bij kennissen van mijn maat geweest. De oudste werkt als verpleger in het ziekenhuisje ernaast. In de tijd dat we er zijn komt een jong gezin met een jongetje van ca 2 aan, om naar de sterk ontstoken voet te laten kijken. Tijdens de behandeling in het ziekenhuis kwekt het manneke de hele boel bij elkaar. Als Djafar weer terug is, vertelt hij, dat veel mensen hier pas naar de dokter of het ziekenhuis gaan, nadat de behandeling van de ”dukun” niets uitgehaald heeft. Tegen die tijd is de ziekte soms al behoorlijk venijnig geworden. Zo was het nu ook geweest. Hij had de voet moeten ontdoen van de etter en pus, door dat eruit te knijpen. Geen wonder dus, dat die jongen zo te keer ging.
Om 1 uur gaan we met nog een paar andere jongens de berg vlakbij op. Het eerste stuk lopen we door de bossen over sterk uitgesleten paadjes. Daar moeten we een paar keer een noodsprong omhoog de wal op langs het pad maken, omdat er kleine paardjes over het pad kwamen aanhollen. Zo halverwege de berg maak ik een foto van de club en draaien we om, omdat ze totaal aan het eind van hun krachten zijn. ”Rokok terus saja”, zeg ik ze, timmer op mijn borst en zeg al hoestend “dari besi”. Zij hebben een konditie van lek m’n vestje.

Yoseph
Usman
Djamal
Mursalim
Rasyid
Djafar
Malak
Weer beneden aangekomen nemen we afscheid, gaan op dezelfde plaats als van de morgen weer eten en ik loop vervolgens over de “pasar”. Na lang handelen, koop ik daar een ”parang” voor Rp3000. De “sarung” (lappen stop) die hij heeft zijn me te duur en dus laat ik die liggen.
Tegen 4 uur gaan we naar de boot terug met zo n “perahu” met buitenboordmotor. Eerst zoek ik nu een beter plaatsje uit om vannacht te kunnen slapen. Dan kleed ik me in een hok achter in de boot om en ga een eindje zwemmen. Het water is hier lekker. Tevoren heb ik voor de zekerheid maar gevraagd of er hier misschien haaien zitten. Ik klim weer aan boord door me aan een autoband/stootkussen op te trekken. Dat gaat me niet zo gemakkelijk af. Maar goed. Wel is het vervelend dat ik me niet kan afspoelen. Nadat er in de boot een grote lading hout geladen is, vertrekken we weer om een uur of 7. Ik buurt nog wat met de een en de andere, maar ga wel op een redelijke tijd onder zeil. Gedurende deze tocht steken we de grens van Sulawesi Tenggara naar Sulawesi Selatan weer over.
”Sekarang terlalu capai, tak bisa omong terus.”

Overzichtskaart Indonesia
Overzichtskaart Sulawesi
Overzichtskaart Sulawesi Selatan